PR06 Zorg, inkomen en participatie | Jaarrekening 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 |
Lasten | 57.901 | 59.963 | 61.044 |
Baten | 16.163 | 15.515 | 14.886 |
Saldo | 41.737 | 44.448 | 46.158 |
Inkomsten BUIG
De inkomsten van het rijk voor bestrijding van de kosten van bijstand (de zgn. BUIG-uitkering) zijn op basis van de voorlopige verdeling vastgesteld op € 12.593.000. De bijstelling vindt zijn oorsprong grotendeels in de verwerking van de realisatiecijfers over 2018. Het BUIG-budget 2019 wordt definitief vastgesteld in september 2019. Ten opzichte van de begroting 2019 is dit een nadelige bijstelling met € 427.000.
Uitgaven BUIG
In 2019 zijn maatregelen ingezet, die leiden tot een daling van het uitkeringsbestand. Er is in de ramingen rekening gehouden met besparing op uitkeringslasten door het inzetten van loonkostensubsidie. Als gevolg van de berekeningswijze van de loonkostensubsidie is de daling van de uitkeringslasten lager dan het subsidiebedrag. Ten opzichte van 2019 dalen de uitkeringslasten met € 82.000.
De loonkostensubsidie is een compensatie voor de werkgever bij verminderde productiviteit van een werknemer. Uitstroom uit loonkostensubsidie is nagenoeg niet mogelijk. Het bestand loonkostensubsidie zal daarom blijven groeien. We gaan uit van instroom van 14 personen per jaar. Ten opzichte van 2019 stijgen de subsidielasten met € 300.000.
Wmo nieuwe taken en jeugd
Algemeen
In de begroting 2020 zijn de middelen die de gemeente Weert ontvangt voor uitvoering van de nieuwe taken op het gebied van de Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet, voor zover niet opgenomen in een integratie-uitkering, berekend op basis van de betreffende maatstaven in de algemene uitkering. Eventuele nadelige verschillen tussen de uitgaven en beschikbare middelen worden verrekend met de reserve sociaal domein. Opgemerkt wordt hierbij dat het rijk deze middelen meerjarig niet cumulatief indexeert, zij maakt de indexatie steeds pas in het jaar zelf bekend. In de gemeentelijke begroting worden de uitgaven, daar waar van toepassing, wel meerjarig cumulatief geïndexeerd. Dit geeft dus een (wat) vertekend beeld.
De begrotingen 2020 voor Jeugdhulp en Wmo zijn opgesteld op basis van de realisatie 2018 en 2019 en de verwachte ontwikkelingen.
Jeugdhulp
Voor jeugdhulp is het verschil ten opzichte van de beschikbare middelen als raming voor onvoorziene uitgaven opgenomen. Voor 2020 bedraagt dit afgerond € 1,1 miljoen. Dit komt overeen met ruim 9% van de beschikbare middelen in 2020. Het kabinet heeft besloten om extra middelen toe te voegen aan het jeugdhulpbudget voor 2019, 2020 en 2021, omdat veel gemeenten kampen met grote financiële tekorten in de jeugdhulp.
Wmo nieuwe taken
Voor Wmo nieuwe taken (o.a. begeleiding) wordt verwacht dat de beschikbare middelen in 2020 niet volstaan. De exploitatieopzet sluit met een tekort. Voor 2020 wordt een beroep op de reserve sociaal domein verwacht van € 426.000. Ook de daaropvolgende jaren wordt een (oplopend) tekort verwacht. De afgelopen jaren is het aantal cliënten gegroeid en is de complexiteit van de problematiek toegenomen. Er is rekening gehouden met een verdere toename, als gevolg van extramuralisering van zorg en dubbele vergrijzing. De exploitatieopzet bevat ruimte voor innovatiekosten en algemene voorzieningen, zodat we kunnen innoveren en kunnen blijven werken aan versteviging van de basis. Hierdoor kan uiteindelijk het beroep op (duurdere) maatwerkvoorzieningen afnemen, waardoor er ombuiging plaatsvindt naar een financieel voordeligere situatie.
Hulp bij het huishouden/individuele voorzieningen
De begroting 2020 is bijgesteld naar aanleiding van de realisatie in 2018 en 2019 en relevante ontwikkelingen.
Als gevolg van het landelijk ingevoerde abonnementstarief is de eigen bijdrage voor de Wmo niet meer afhankelijk van iemands vermogen en inkomen. Het aantal cliënten dat hulp bij het huishouden aanvraagt is in 2019 gegroeid. De aanname is dat de cliëntaantallen in 2020 stabiliseren.
Voor 2020 worden de hulpmiddelen opnieuw aanbesteed. De gevolgen voor de tarieven zijn nog niet bekend, maar de verwachting is dat deze zullen stijgen. De begroting houdt hier rekening mee.
Ten opzichte van de ramingen 2019 bedragen de meerkosten in 2020 per saldo afgerond € 182.000
(€ 119.000 hulp bij het huishouden, € 63.000 individuele voorzieningen).
Bijzondere bijstand/minimabeleid
Op basis van de realisatie in 2019 wordt er iets risicovoller geraamd waardoor de raming verlaagd kan worden. Daarnaast was de verwachting dat door de (tijdelijke) uitbreiding van de formatie voor schulddienstverlening de kosten voor bewindvoering zouden stijgen. Door extra inzet op preventie van schulden stijgen deze kosten minder dan verwacht.
Verder is de vergoeding voor de (meer)kosten van een maaltijdvoorziening vervallen met ingang van 1 januari 2018. De maaltijdvoorziening valt onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) als voorliggende voorziening. Vanwege overgangsrecht worden de kosten die ten laste komen van de bijzondere bijstand steeds lager. Ten opzichte van 2019 is het budgettaire voordeel € 285.000.